Nederland geldt als geboortegrond van het moderne beurskapitalisme, met zijn aandelenbeurzen en -koersen, zijn beleggingsfondsen en multinationals. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) gaat in 1602 als eerste bedrijf ter wereld naar de beurs en is daarmee grondlegger van de eerste aandelenbeurs: de beurs van Amsterdam. Een andere innovatie is dat de VOC de eerste naamloze vennootschap is. In 1611 wordt ’s werelds eerste ‘dedicated’ beursgebouw geopend aan het Rokin in Amsterdam, ontworpen door stadsarchitect Hendrik de Keyser.
Na de VOC ontdekken al spoedig ook binnenlandse overheden en andere ondernemingen de beurs en plaatsen er leningen, zij het nog op beperkte schaal. De in 1609 in Amsterdam opgerichte Wisselbank vergemakkelijkt het afhandelen van beurstransacties.
Kort na de beursgang van de VOC is al eerste regelgeving nodig om uitwassen in de vorm van koersmanipulatie en wilde speculatie tegen te gaan. Later in de eeuw ontstaan ook op andere plaatsen effectenbeurzen.
Een crisis die rond 1773 uit Engeland komt overwaaien, richt grote schade aan en heeft een reeks van faillissementen in financieel Amsterdam tot gevolg. Maar er zit ook een positieve kant aan dit verhaal. Het besef groeit namelijk dat het belangrijk is om risico’s te spreiden. Dit leidt in 1774 tot een nieuwe Nederlandse wereldprimeur: de oprichting van het eerste beleggingsfonds.
De effectenhandel moet op de beursvloer de ruimte (nog) delen met de goederenhandel. De effectenhandel wordt wel steeds belangrijker. Reden te meer om de krachten te bundelen. Dit gebeurde in 1876 door de oprichting van de Vereeniging voor den Effectenhandel. Banken en bankiers kunnen hier ook lid van worden.
Rond dezelfde periode, wanneer de industrie tot ontwikkeling komt, krijgen banken een belangrijke rol bij de emissies van aandelen en obligatieleningen van bedrijven en instellingen. Een syndicaat van banken neemt de emissie van het bedrijf over en brengt die naar de effectenbeurs. Soms mislukt de emissie, het syndicaat blijft dan met een grote partij stukken achter. Ook voor de bewaring van de stukken zijn de banken belangrijk. Stukken konden in open bewaring worden gegeven of in een gehuurd kluisje in de safe deposit worden bewaard. Jaarlijks was het dividend op de stukken bij de bank te verzilveren door in de knipkamer in de safe deposit een coupon van het aandeel of obligatie te knippen en dat in te leveren.
De rol die de banken in dit hele proces speelden, bleef ook in twintigste eeuw belangrijk. Een belangrijke wijziging bij de bewaring van effecten is in 1978 de oprichting van een centraal bewaarbedrijf voor waardepapieren in Nederland: het Nederlands Centraal Instituut voor Girale Effectenclearing. Een gevolg hiervan is dat de papieren stukken gaan verdwijnen. Deze zijn nu nog alleen te vinden bij verzamelaars en in de historische collecties van enkele financiële instellingen, waaronder ABN AMRO.