Bankbiljetten worden altijd door de centrale bank van een land in circulatie gebracht, deze heeft hierop het monopolie. In de collectie van ABN AMRO zijn voorbeelden aanwezig dat dit vroeger niet altijd het geval was. Zo heeft de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) meerdere malen geldige betaalmiddelen in omloop gebracht.
In het China van begin 20e eeuw heerste een ware chaos en er was geen centrale bank. De NHM, sinds 1903 in Shanghai vertegenwoordigd, gaf daarom van 1909 tot 1946 eigen ‘Shanghai-dollars’ uit.
Tot het begin van deze eeuw beperkte de Javasche Bank haar activiteiten tot Java zelf. In de zogeheten Buitengewesten handelde men in natura, ook werd vaak Engels geld gebruikt, de ‘Straits-dollars’. Hierop inspelend ging het NHM-subagentschap in Medan in 1888 over tot de uitgifte van kasorders, die bij dit kantoor omgewisseld konden worden voor zilveren dollars, uiteraard tegen een zekere vergoeding. Deze activiteit stopte toen in 1908 de Nederlands-Indische gulden in de Buitengewesten werd ingevoerd.
De Surinaamsche Bank uit 1865, een particuliere bank, verzorgde tevens de bankbiljettencirculatie. In 1949 dreigde zij dit privilege te verliezen. Daarom werd aansluiting gezocht en gevonden bij de NHM. Zo ontstond de vreemde situatie dat de circulatiebank van het ene Rijksdeel in handen was van, en geleid werd door een algemene bank uit een ander deel van het Rijk. Vanaf 1957 bankbiljetten nam de Centrale Bank van Suriname de uitgifte van bankbiljetten voor haar rekening. De Surinaamsche Bank is in 2001 verkocht door ABN AMRO.